WAADI & zzp’ers: Kans of risico?

Stel nou dat je als zelfstandige een beroep wilt doen op de WAADI…

Goed idee? Misschien. Maar wéét wel wat je zegt — en wat de gevolgen kunnen zijn. De WAADI (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs) is er in principe om werknemers te beschermen. Denk aan uitzendkrachten die via een bureau werken en na verloop van tijd willen overstappen naar de opdrachtgever. Die overstap mag niet zomaar worden geblokkeerd met een torenhoge afkoopboete of relatiebeding. Alleen: die wet is oorspronkelijk níet voor zelfstandigen gemaakt.

Toch lijkt het soms aantrekkelijk om als zzp’er óók een beroep te doen op de WAADI — zeker als je klem zit door een afkoopbeding of relatieverbod. En eerlijk is eerlijk: er is rechtspraak die zegt dat de WAADI óók voor zzp’ers kan gelden…

Maar dan moet je wél onder één voorwaarde vallen: je moet feitelijk hebben gewerkt onder leiding en toezicht. Dat klinkt misschien als een slimme escape. Maar let op:

👉 Zodra je dat zegt, erken je in feite dat je géén echte ondernemer was, maar functioneerde als werknemer — en dat kan serieuze gevolgen hebben. Niet alleen voor jou, maar vooral voor de inlener (denk aan een gemeente of andere opdrachtgever).

Want dit zijn de risico’s:

  • De Belastingdienst kan zeggen: “Aha, dus er was toch een (fictief) dienstverband.”

  • Gevolg? De inlener (dus jouw opdrachtgever) kan alsnog loonheffingen en premies moeten betalen.

  • Er kan een flinke naheffing volgen — of zelfs boetes.

  • En ja, dat kan ook gevolgen hebben voor jou als ondernemer, bijvoorbeeld bij toekomstige opdrachten.

Dus: goed doordacht strategisch inzetten?

Jazeker. De WAADI biedt kansen, óók voor zelfstandigen, maar alleen als je weet wat je doet. In mijn adviespraktijk zoek ik daarom liever naar een oplossing die én juridisch klopt, én praktisch werkt — zonder olie op het vuur te gooien. Want procederen is leuk voor advocaten, maar niet voor ondernemers.
En voor bureaus en intermediairs geldt ook: Wees terughoudend met standaard afkoopbedragen bij zzp’ers. Als je als detacheerder zélf werkt met zelfstandigen, maar die tegelijkertijd beperkt in hun vrijheid, dan schuif je richting schijnzelfstandigheid — en loop je als bureau óók risico. Dáár kijkt de Belastingdienst tegenwoordig echt scherp op.

De valkuil van schijnzelfstandigheid: waarom een strak relatiebeding juist tegen je kan werken

Kansen WAADI

In de praktijk zie ik het vaak: detacheringsbureaus die met zelfstandigen werken, maar ondertussen een stevig relatiebeding hanteren dat vooral bedoeld lijkt om de eigen positie te beschermen. Begrijpelijk vanuit commercieel oogpunt, maar juridisch niet zonder risico. Want waar ligt de grens tussen contractuele bescherming en het beperken van ondernemersvrijheid? En hoe voorkom je dat je als bureau juist zélf bijdraagt aan een constructie die onder de Wet DBA als schijnzelfstandigheid wordt gezien?

De Wet DBA in het kort

De Wet DBA is bedoeld om duidelijkheid te scheppen over de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De Belastingdienst kijkt hierbij naar de feitelijke werksituatie: is er sprake van leiding en toezicht? Wordt er gewerkt volgens vaste tijden en instructies van de opdrachtgever? Is de opdrachtnemer vrij om andere opdrachten aan te nemen? Hoe meer het antwoord op die vragen richting “nee” neigt, hoe groter de kans dat sprake is van een verkapt dienstverband.

En daar komt het relatiebeding om de hoek kijken…

Een relatiebeding dat een zelfstandige na afloop van de opdracht verbiedt om direct voor een opdrachtgever te gaan werken, kan in strijd zijn met de essentie van zelfstandig ondernemerschap. Zeker als er geen ruimte is voor maatwerk of overleg, en de afkoopregeling zó stevig is dat deze feitelijk als boete voelt. En daar wringt het juridisch: een zelfstandige moet vrij zijn om te ondernemen. Beperk je die vrijheid zonder goede onderbouwing, dan wordt het lastig om je rol als “neutrale schakel” vol te houden.

Het risico? Zelf bijdragen aan schijnzelfstandigheid

Wanneer een bureau zich opstelt als controlerende of beperkende partij in de arbeidsrelatie, kan dat als signaal werken richting fiscus of rechter. En dat maakt het risico op naheffingen, premies en discussie met de Belastingdienst groter – voor álle betrokken partijen. Dus ook voor het bureau zelf. Of, zoals een terechte samenvatting: je kunt niet met de ene hand roepen dat iemand zelfstandig is, en met de andere hand regels opleggen alsof je werkgever bent.

Wat dan wél?

In plaats van automatisch terug te grijpen op een relatiebeding of standaard afkoopregeling, pleit ik voor maatwerk en dialoog. Stel je op als juridisch en praktisch partner – niet als poortwachter. Dat betekent:

  • Bepaal per casus wat redelijk is (duur opdracht, bemiddeling, waarde toevoeging);

  • Wees transparant richting opdrachtgever én opdrachtnemer;

  • Kijk verder dan je eigen belang, want in een goed werkende driehoek wint iedereen.

Tot slot

Wil je als bureau of opdrachtgever écht duurzaam werken met zelfstandigen, dan vraagt dat meer dan alleen een goed contract. Het vraagt ook bewustzijn van je rol, van de wetgeving, en van het feit dat samenwerken altijd beter werkt dan blokkeren.

Heb je hier vragen over of wil je eens sparren over jouw situatie? Neem gerust contact op. Bij VA Juristen denken we graag mee – in oplossingen, niet in muren.